Met zijn afmetingen van 54 m op 42 m, is het klooster van de Sint-Etiennekathedraal één van de grootste gotische kloosters van Frankrijk.
Dit klooster, gebouwd in de XIIIde en XIVde eeuw, geeft uit op een tuin via brede spitsbogen, in de vorm van een gelijkbenige driehoek, waarin 2 grote lancetbogen en 3 gapende oculi geplaatst zijn.
Het klooster symboliseert het Aards Paradijs waar drie werelden elkaar ontmoeten :
De plantenwereld via de afbeeldingen op de kapitelen en de consoles van de kroonlijst van het dak
De dieren- en mensenwereld door waterspuwers en draagstenen.
In de Tuin van Eden stroomt een rivier met het “levenswater".
De tuin van Eden is geëvoceerd door een waterput in het midden van de tuin vanwaar vier paden vertrekken, symbool voor de vier secundaire armen van de rivier : Tigris, Eufraat, Pison en Gichonde
Deze tuin is bedoeld als een ruimte waar kalmte en sereniteit heersen voor allerlei ontmoetingen
Tijdens de mooiste maanden van het jaar, stellen artiesten hun werken ten toon te midden van een weelde van vaste planten met zachte kleuren.
In 2011, na de saneringswerken aan de noordkant van de Kathedraal, werd de René Laurenttuin aangelegd. De tuin heeft twee niveaus wat een mooi zicht creëert op de majestueuze kathedraal.
Het eerste gedeelte nodigt uit om tussen plantsoenen te wandelen waarvan de beplanting zijn inspiratie haalt uit de middeleeuwse traditie. Achter in de tuin staat, in afwachting van restauratie, de Kapel van de Bisschoppen. Deze kapel is gebouwd in 1539 in de puurste renaissancestijl op aanvraag van bisschop Hector d’Ailly.
De lager gelegen tuin is opgevrolijkt met een collectie camelia’s, 20 cultivars gekozen om hun vermogen zich aan te passen aan de grond en het klimaat van Toul.
De naam Camelia werd in 1753 toegekend door de Zweedse naturalist Car Von Linné, als eerbetoon aan jezuïetenmissionaris Georges Joseph Kaamel, beter bekend onder de naam “Camellus”.
Het huidige stadhuis is het oud bisschoppelijk paleis waarvan de bouw begonnen is in 1739 door Monseigneur Scipion Jérôme Bégon volgens plannen van Nicolas Pierson.
Rond de centrale vijver van het park staan talrijke begoniasoorten, die ons herinneren aan de band tussen de stad Toul en deze bloem.
Het park heeft ook een rijk erfgoed aan bomen waaronder de Ginkgo biloba, die de label kreeg van “Merkwaardige boom van Frankrijk”. De admiraal Henri de RIGNY, in 1782 in Toul geboren, overwon de slag bij Navarino in 1827, werd daarna minister van Marine en tot slot minister van Buitenlandse Zaken onder Louis-Philippe. Hij zou de Ginkgo biloba uit Toulon naar Toul gebracht hebben.
De begonia werd ontdekt door de botanist Charles Plumier. Hij werd in opdracht van Michel Bégon die bestuurder was van de Antillen onder Koning Louis XIV daarheen gestuurd. De tweede zoon van Bégon werd in 1723 bisschop van Toul. Plumier noemde deze kleine kruidachtige plantjes "Begonia" als eerbetoon aan zijn weldoener, bij diens terugkeer naar Frankrijk. Dit was de eerste keer in de wereld van de plantkunde dat een bloem genoemd werd naar een persoon.
De André Legrand Rozentuin is een vredige plek die aan het Stadhuispark werd toegevoegd en alleen al als tuin, rust en sereniteit inboezemt. Volledig aangelegd door de gemeenteambtenaren, werd deze tuin in 2016 ingewijd, en kreeg de naam van de voormalige verantwoordelijke van de Stedelijk Groendienst van de Stad Toul. Hij laat ons kennis maken met 66 verschillende soorten rozenstruiken waaronder de roos Toul ©.
Toul© is een prachtige creatie van het rosarium André Eve, een rozenstruik met dubbele bloemen in de vorm van pioenen met een heerlijke geur. De talrijke kroonblaadjes in warme kleuren verbleken niet onder de zon. Ondanks het groot aantal kroonblaadjes, ontluikt de bloem gemakkelijk en verdraagt ze kranig de regen !
De apsis van de Sint-Etiennekathedraal bleef lang verborgen voor het publiek, maar toont ons vandaag haar majestueuze steunberen in een groen kader.
De Tuin der Steunberen, in 2017/2018 ontworpen, mengt op originele wijze de verwijzing naar de Middeleeuwen met een vleugje moderniteit, waar planten die doen denken aan kruidentuintjes een harmonisch geheel vormen met metalen haagjes en grasperken.
Toul, gelegen op de Pelgrimsroute naar Santiago de Compostella, herbergt in haar Tuin der Steunberen door pelgrims vaak opgemerkte planten, als Betula pendula (berk) en Salvia sclarea (muskaatsalie) !
De ingang van de stad via de Poort van Nancy, nu Moezelpoort genoemd, werd in 1882-1883 in middeleeuwse stijl herbouwd.
Met het wegvallen van de verdedigingsfunctie van de wallen in de XIXde eeuw, hebben de kantelen en mezekouw nu alleen nog een decoratieve rol.
De tuin, gecreëerd in 2005, is een ruimte van echte gemoedelijkheid ; bovendien maakt hij van deze stadsingang iets heel bijzonders.
Met het beeldhouwwerk “Tussen de Lijnen” van Gé Pellini, in bruikleen gegeven door de provincieraad van Meurthe en Moselle, brengt de stad hulde aan de beroemde Toulse schrijver, Emile Moselly.
De Moselly Tuin werd genoemd naar de schrijver Emile Chenin, alias “Moselly” (1870 – 1918), begraven in Chaudeney sur Moselle, een dorp in de nabijheid van Toul waar hij vaak vertoefde. De schrijver was verknocht aan het landelijke Lotharingen en kreeg in 1907 de Goncourt prijs voor “Jean des Brebis ou le livre de la misère” en “Terres Lorraines“.
Te zijner nagedachtenis, kent de Toulse Studiekring elk jaar een prijs toe aan een novelle geschreven in het kader van Lotharingen.
Na de nederlaag in de oorlog van 1870 werd er besloten de Oostelijke grens te verstevigen door de voornaamste plaatsen te omringen door een gordel van forten.
Dit is ook het geval in Toul. Het verliest zijn offensieve functie en wordt een defensieve vesting.
De Poort van Frankrijk werd in 1882-1883 herbouwd, maar breder dan oorspronkelijk.
Momenteel is deze Poort door de Hamm Tuin omgetoverd in een weelderige plantengroei met bamboes en andere vaste planten, opgesmukt met lente - en zomerbloemen in harmonie met de stadsbeplanting.
Voor de dertigste verjaardag van de band tussen de steden Toul en Hamm-Mitte (Duitsland) werd de olifant, symbool van de stad Hamm, aan de stad Toul geschonken. De dikhuid, versierd door scholieren, vertoont op zijn flanken de blazoenen van de twee steden, de Toulse wijngaard en de olifant van glas en staal van het Maximiliaanpark van Hamm.
De versieringen aangebracht in dit klooster dat gebouwd is tussen 1510 en 1522 getuigen van de opkomst van de Renaissance in de lokale architectuur.
De structuur van het geheel blijft gotisch dankzij de verbindingsribben en tiercerons in elke galerij en een hele reeks sluitstenen die zo kenmerkend zijn voor de laatgotiek.
De galerijen geven uit op de tuin via drie vensters met een spitsgevel, rijk verfraaid met engeltjes en duiveltjes. De eenvoudige of gedraaide zuilen zijn opgesmukt met Korinthische kapitelen met bloemstempels, bladeren van acanthus of laurier of kruisbeelden.
De meeste zuilen vertonen kenmerken van de Italiaanse renaissance : ze zijn voorzien van mascarons, hoornen des overvloeds, wijnranken en wandschelpen als in de oudheid.
In de tuin staan geneeskrachtige planten die in het begin van de XVIde eeuw in deze streek gebruikt werden, zoals de Achillea ptarmica (wilde bertram) tegen blaasproblemen en kiespijn, de Paeonia officinalis (pioen) gekend wegens hun effect op darmkwalen en hoofdpijnen, of de Lavandula augustofolia (de echte lavendel), een heel efficiënt antisepticum.
Het Museum voor Kunst en Geschiedenis, gehuisvest in het oude godshuis, bezit een rijke permanente collectie, en organiseert tijdelijke tentoonstellingen van allerlei aard.
Dit architecturaal geheel uit de XVIIIde eeuw bestaat uit een centraal gebouw met een gevel die uitgeeft op de rue Gouvion Saint-Cyr, en twee vleugels van drie verdiepingen die een tuin omringen. Een oude Ziekenzaal uit de eerste helft van de XIIIde eeuw is hier bewaard gebleven.
Sinds 2010 bevat de tuin een collectie planten (19 variëteiten) die gekend zijn hetzij voor hun aangename smaak hetzij voor hun verscheidenheid aan geuren.
De tuin van het Museum bevat een collectie aromatische kruiden die in de keuken gebruikt worden en waarvan aftreksels gemaakt worden. Langs de omheiningmuur kunt U genieten van hun aangename geur.
Zo vindt U er de Artemisia absinthium, meer gekend onder de naam absintalsem, of de Viola odorata, het maarts viooltje, herkenbaar aan zijn parfum. Twee planten met smaakkwaliteit en geneeskrachtige eigenschappen.